Geschiedenis
Geschiedenis van de doopsgezinde kerk Sappemeer
In 1792 en 1795 waren er samenvoegingen van 2 Zwitserse gemeenten met de groote Doopsgezinde gemeente Sappemeer.
Zij bouwden een nieuw Kerkgebouw in 1847 op de plaats van de veenborg Croonhoven
Verhaal van de plaats 'Croonhoven'
In het begin van de 17e eeuw begonnen de inwoners van Groningen met de ontginning van het grote hoogveen gebied ten zuidoosten
van de stad. Daartoe werd een hoofdkanaal met vele zijkanaaltjes gegraven. Toen de
gravers het Sappe-of Duivels meer bereikten liep dit zo leeg.
Zo kon in 1618 met het steken van turf worden begonnen.
Eén van de eerste verveners was de rentmeester van de stad Groningen,
Johan de Mepsche. Hij kocht een groot deel van het drooggevallen Sappemeer
en in 1637 laat hij een boerenbehuizing aan het kanaal bouwen.
De vervening levert de familie de Mepsche schatten op en Remt de Mepsche laat in 1655
naast de boerderij een z.g. veenborg met twee schathuizen bouwen. Hij geeft het de veel zeggende naam "CROONHOVEN".
Van het terrein is bekend, dat het 3 opstrekkende heerden en een lengte van ongeveer 2 km. heeft.
Op het voorste gedeelte wordt rond de borg een lusthof aangelegd, terwijl het achterste gedeelte landbouw-, veebedrijf is.
Johan de Mepsche was een potentaat en het valt dan ook niet te verwonderen, dat hij met zijn opstrekkende heerden in conflict
kwam met de boeren uit Noordbroek, aan de andere kant van Sappemeer. Een van de tegenstanders van de Mepsche is Ucko Walles.
Deze is behalve boer ook leider van de dopersen, die om godsdienstige redenen naar de veenkoloniën komen.
Wanneer Ucko Walles en zijn aanhang in 1649 Johan de Mepsche bij de Staten-Generaal in Den Haag aanklagen is bij de laatste
de maat vol en hij zal zijn leven lang de dopersen de voet dwars zetten. Terwijl in 1672 de Munsterse troepen de stad Groningen
naderen verdrinkt Remt de Mepsche op raadselachtige wijze in één van de vijvers. Tot 1739 blijft "Croonhoven"
in het bezit van zijn erfgenamen. Daarna komt de borg met 2 heerden land in het bezit van Johannes Lohman ,
Luitenant-kolonel bij de stad Groningen. In 1783 verdrinkt het kleinzoontje van Lohman in een vijver, die dan dadelijk
wordt dichtgegooid. In 1787, na de dood van Lohman, worden borg en park voor afbraak verkocht en in de franse tijd gaat alles
tegen de vlakte.
In 1837 wordt het terrein aan 4 kopers verdeeld. De Doopsgezinde gemeente wordt eigenaar van een halveheerd.(35m)
Zij bouwt op de plaats van een deel van de veenborg een pastorie met kosterij en paardestalling en in 1847 op 70m. van de straat een kerkgebouw. Naast en achter de pastorie wordt een siertuin en achter de stalling naast de kerk een moestuin en een appelhof aangelegd. Achter de kerk een bos met een vijver over de gehele breedte ( 250m) .
Kort voor 1940 worden kosterij en stallen afgebroken, terwijl het bos ten offer valt aan de stads uitbreiding. De naam "Croonhoven" op de pastorie en de oude beuk, geplant door Lohman, wijzen de plaats aan waar eens de veenborg stond.